Verlenging

‘Zij is mijn verlenging’. Zo had hij het tegen de bloemenman gezegd, bij het afrekenen van de rozen.
De bloemenman had geknikt. De laatste weken zag hij ze regelmatig over het plein schuifelen. Voetje voor voetje, arm in arm. Soms achter een rollator, waar ze afwisselend steun bij zochten. Hij kende ze al jaren. Oude mensen, beiden niet lang na elkaar hun partner verloren. Mooi, vond hij het. Dat liefde niet was voorbehouden aan de jeugd, maar je ook kon overvallen als je al over de tachtig was.
‘Ik hoop dat ze gauw opknapt,’ zei de bloemenman. ‘Het is een vervelende griep dit jaar.’
De oude man vocht tegen de gure oostenwind die om het gebouw joeg. Zijn kin boog hij naar zijn borst, de bloemen hield hij beschermend in zijn armen. ‘Verlenging’, prevelde hij. Opgelucht bereikte hij de voordeur.
In haar appartement was het warm. Hij zette de radio aan, schikte het boeket in een vaas en droeg hem naar de slaapkamer, waar hij de bloemen op het kastje tegenover het bed neer zette.
‘Voor jou,’ zei hij. ‘Witte rozen. Je lievelingsbloemen.’
Op het nachtkastje stond een bord met een bruine boterham met kaas, zorgvuldig in kleine stukjes gesneden. Ze had er niets van gegeten.
De man schudde zijn hoofd. ‘Dat kan toch niet,’ mompelde hij. ‘Ik maak wel een boterhammetje met smeerworst voor je. En een kopje thee. Je moet toch iets binnenkrijgen.’
De vrouw in het bed reageerde niet.
De man schuifelde de slaapkamer uit, schrok op toen de telefoon in de woonkamer overging, maar bereikte het toestel pas toen het gerinkel al opgehouden was. In het scherm zag hij de naam van haar dochter. Met een zucht zette hij het bord op de tafel en zakte in de stoel. Zijn vingers trilden toen hij de terugbeltoets indrukte.
‘Met Marlies.’ De stem aan de andere kant van de lijn klonk hard en vrolijk. ‘Hoe is het nu met mam? Gaat het al iets beter dan gisteren?’
‘Ja hoor,’ zei de man. ‘We redden het hier wel.’
‘Kan ik haar spreken?’
‘Ze slaapt nu,’ zei de man. Hij haalde diep adem. ‘Wil je dat ik haar wakker maak?’
‘Doe maar niet,’ zei Marlies. ‘Ik kom straks wel even langs. Kan ik meteen boodschappen voor jullie doen.’
De man schrok. ‘Dat hoeft niet,’ wierp hij tegen.
Marlies duldde geen tegenspraak. ‘Ik ben er over een uurtje.’ Ze verbrak de verbinding voor hij verder kon tegensputteren.
Stilletjes bleef hij zitten, stak gedachteloos een stukje brood in zijn mond. Tenslotte liep hij naar de keuken om een nieuwe boterham te smeren.
In de slaapkamer ging hij voorzichtig op de rand van het bed zitten. ‘Ze heeft weer gebeld,’ zei de man. ‘Marlies.’
Rusteloos schoof hij het bord heen en weer. ‘Ze komt straks. Ik kon haar niet meer tegenhouden.’
De vrouw lag stil op haar rug.
Behoedzaam nam de man haar hand in de zijn en streelde de broze huid. De intense kou die de hand uitstraalde, deerde hem niet.

Plaats een reactie