Roomboter

De oude man zit op het ziekenhuisbed. Hij heeft zich aangekleed; een vale, groene broek en mosterdkleurige trui slobberen om hem heen. De resterende haren zijn zorgvuldig gekamd, de ingevallen wangen geschoren. Zijn kunstgebit heeft hij niet in, zijn mond maakt kauwende bewegingen. Het ladekastje naast zijn bed staat vol glazen: melk, water, twee vingerhoedjes met medicijnen en iets wat appelsap moet zijn.
Een kleine, gedrongen vrouw waggelt de zaal op en kust hem teder op de mond. ‘Dag lieverd,’ zegt ze. Haar stem trilt een beetje. ‘Hoe is het nu? Heb je iets gegeten vanmiddag?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik ben bang dat ze me nog niet naar huis laten gaan, vandaag.’
De vrouw trekt haar jas uit, vouwt hem op en hangt hem over de leuning van een stoel. Ze schikt de plooien tot de jas symmetrisch recht hangt. ‘De dokter komt zo,’ zegt ze. ‘Dan weten we vast meer.’
Ze zitten een tijdje zwijgend tegenover elkaar. De man staart voor zich uit, de vrouw draait haar duimen in haar schoot. Ze heeft wallen onder haar ogen.
Een jonge vrouw, haast een meisje nog, komt de zaal binnen. Ze geeft beiden een hand en schuift een stoel bij. Het naamplaatje, dat met een clip aan haar witte jas vastzit, is omgedraaid.‘Ik ben de diëtiste,’ stelt ze zichzelf voor. ‘Ik begrijp dat het eten niet zo goed gaat, de laatste tijd?’
De man mompelt wat.
‘Het smaakt hem niet meer,’ zegt zijn vrouw. ‘Warm eten wil helemaal niet meer. Soms een boterhammetje, of een bordje pap of zo.’
De diëtiste knikt en trekt een pen los van de blocnote die ze bij zich heeft. ‘Wat eet u ’s morgens normaal gesproken?’
‘Twee beschuitjes,’ zegt de man.
‘Anderhalf,’ corrigeert zijn vrouw. ‘Meestal bewaar je de laatste helft voor bij de koffie.’
De man zwijgt. Zijn benen schoppen ritmisch tegen de poten van het bed.
De diëtiste noteert. ‘Wat gaat er dan op die beschuitjes?’
‘Jam,’ zegt zijn vrouw. ‘En boter. Hij houdt van dik boter op z’n brood.’
‘Roomboter?’
‘Becel Light,’ antwoordt de vrouw. ‘Hij heeft ooit een hartinfarct gehad en dat is beter tegen hart- en vaatziektes.’
De diëtiste kijkt ernstig. ‘Dat klopt. Maar dat gaat vooral op voor de lange termijn. U bent al een beetje op leeftijd, toch?’ Ze kijkt op haar notitieblok. ’91, zie ik hier staan. Dan mag u best roomboter, hoor.’ Ze staat op en concludeert dat het dagelijks menu aangevuld moet worden met wat extra eiwitrijke en calorievolle producten.
De man trekt een vies gezicht.
‘Ik neem wel een harinkje voor je mee, vanavond,’ sust zijn vrouw. Ze legt haar hand op de zijne, streelt de dikke aderen die er als rupsen bovenop kronkelen.
Er hangt een grauwe waas over zijn blauwe ogen.
‘Ik ben moe,’ zegt de man. ‘Ik ga naar bed.’ Hij maakt aanstalten om, aangekleed en wel, in bed te kruipen, maar stopt halverwege en draait zich terug naar zijn vrouw. ‘Zou er niet nog een dokter komen, vanmiddag?’

Plaats een reactie